Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bijdrage in kosten levensonderhoud en studie jongmeerderjarigen (18-21 jaar). Beoordeling van hetgeen ouders zijn overeenkomen in echtscheidingsconvenant , aangevuld met Haviltex-formule. Financiele positie stiefkinderen en bijdragen onderhoudsplichtigen. Geschil inzake betalingen premies Spaar Zeker Plan wordt - middels prorogatie - door hof afgedaan.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 21 november 2012

Zaaknummer : 200.104.479/01

Rekestnummer rechtbank : F2 RK 10-1023

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. A.W.M. Roozeboom te Schiedam,

tegen

1. [verweerder 1]

hierna te noemen: de moeder,

2. [verweerder 2],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [verweerder 2], en

3. [verweerder 3],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [verweerder 3],

allen wonende te [woonplaats],

verweerders, tevens incidenteel verzoekers, in hoger beroep,

hierna ook gezamenlijk te noemen: verweerders,

advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 28 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 december 2011 van de rechtbank Rotterdam.

Verweerders hebben op 5 juni 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.

De vader heeft op 9 augustus 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de vader:

- op 10 april 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;

- op 19 april 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;

- op 9 augustus 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.

De zaak is op 22 augustus 2012 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- verweerders, bijgestaan door hun advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:

- de moeder en [verweerder 2] niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van hun verzoek te bepalen dat de vader een bedrag van € 5.000,- dient te betalen ter zake van de Spaar Zeker Plan Polis, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 1 juli 2009;

- de beschikking van 7 februari 2007 van de rechtbank Rotterdam gewijzigd in die zin, dat de daarbij aan de vader opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [verweerder 3], welke bijdrage sinds [datum] 2011 geldt als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, met ingang van 28 april 2010 wordt bepaald op € 227,75 per maand;

- de beschikking van 7 februari 2007 van de rechtbank Rotterdam gewijzigd in die zin, dat de daarbij aan de vader opgelegde bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [verweerder 2] met ingang van 28 april 2010 wordt bepaald op € 227,75 per maand;

- verstaan dat genoemde bijdragen jaarlijks worden gewijzigd ingevolge de wettelijk vastgestelde indexering;

- bepaald dat de vader aan de moeder en [verweerder 2] een bedrag van € 5.265,84 dient te voldoen ter zake de volgens na te melden echtscheidingsconvenant verschuldigde bijkomende kosten voor de kinderen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen. De proceskosten zijn aldus gecompenseerd dat iedere partijen de eigen kosten draagt.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:

- het huwelijk van de vader en de moeder is op 16 februari 2007 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 7 februari 2007 in de registers van de burgerlijke stand;

- de vader en de moeder zijn de ouders van [verweerder 3] en [verweerder 2] (verder ook: de kinderen);

- bij beschikking van 7 februari 2007 van de rechtbank Rotterdam is bepaald dat de vader met ingang van 16 februari 2007 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal uitkeren € 200,- per maand per kind. Voorts zijn de tussen de vader en de moeder getroffen regelingen, als neergelegd in het door de rechtbank gewaarmerkte convenant, dat is ondertekend op 13 oktober 2006 (verder ook: het echtscheidingsconvenant ), opgenomen in de beschikking.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. In geschil zijn:

- de met ingang van 28 april 2010 door de vader te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van [verweerder 2] (verder ook: de alimentatie van [verweerder 2]);

- de met ingang van 28 april 2010 door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [verweerder 3], welke bijdrage sinds [datum] 2011 geldt als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [verweerder 3] (verder ook: de alimentatie van [verweerder 3]);

- de bijkomende kosten voor de kinderen;

- de geldvordering van € 5.000,- ter zake van de Spaar Zeker Plan Polis.

2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, de door de vader met ingang van 28 april 2010 te betalen alimentatie ten behoeve van [verweerder 3] en [verweerder 2] op nihil te stellen, althans een bedrag te bepalen zoals het hof in goede justitie vermeent te behoren en (het hof begrijpt:) het inleidend verzoek van verweerders te bepalen dat de vader een bedrag van € 5.265,84 dient te voldoen af te wijzen, kosten rechtens.

3. Verweerders verweren zich daartegen en verzoeken het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

in principaal appel

het hoger beroep van de vader af te wijzen;

in incidenteel appel

de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de geldvordering gebaseerd op het Spaar Zeker Plan en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de vader aan de moeder en/of aan [verweerder 3] dient te betalen een bedrag van € 5.000,- ter zake de Spaar Zeker Plan Polis, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 1 juli 2009;

kosten rechtens.

Alimentatie van [verweerder 2]

Behoeftigheid [verweerder 2]

4. De vader stelt primair dat geen sprake is van behoeftigheid van [verweerder 2]. Van haar mag verwacht worden dat zij, onafhankelijk van haar ouders, door arbeid kan voorzien in haar eigen levensonderhoud. Het is haar eigen keuze om te studeren. Overigens stelt de vader dat [verweerder 2] een stagevergoeding/salaris ontvangt in haar vierde studiejaar en dat zij een rentedragende lening kan verkrijgen.

5. Verweerders hebben de stellingen van de vader gemotiveerd bestreden. Zij stellen dat [verweerder 2] nog steeds studeert en onvoldoende inkomsten heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, hetgeen blijkt uit de door hen in eerste aanleg overgelegde gegevens. De aanvullende beurzen, waar [verweerder 2] om heeft verzocht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (voorheen de Informatie Beheer Groep), zijn afgewezen. Een rentedragende lening achten verweerders geen optie, gezien de schulden die er dan ontstaan. [verweerder 2] ontvangt geen vergoeding voor haar opleiding en eveneens geen aanvullende studiefinanciering. Ter zitting hebben verweerders zich beroepen op het echtscheidingconvenant. In hun visie zijn de vader en moeder destijds overeengekomen dat zij naast een kinderalimentatie van € 200,- per maand per kind, tevens de kosten van school en studie zouden betalen. Die aanvulling betreft specifiek de studiekosten, aldus verweerders.

6. Het hof is van oordeel dat, op grond van artikel 1:392, tweede lid, BW , de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud aan [verweerder 2] - die op het moment van de verzochte ingangsdatum van de bijdrage tot levensonderhoud de leeftijd van eenentwintig had bereikt - slechts bestaat in geval van behoeftigheid van [verweerder 2], tenzij partijen anders zijn overeengekomen.

Aan het hof ligt derhalve de vraag voor of, zoals ter zitting namens verweerders is betoogd, de vader en moeder in het echtscheidingsconvenant anders zijn overeengekomen.

7. Het echtscheidingsconvenant luidt, voor zover van belang, als volgt:

“KINDEREN

[..]

- De man zal aan het begin van iedere maand aan de vrouw ten behoeve van de opvoeding en verzorging van de kinderen een bedrag van € 400,000 betalen.

[..]

3. Financiën

Elk der partijen zal een naar rato van haar/zijn inkomen evenredig deel bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Elk der partijen betaalt de kosten voor voeding, huisvesting, uitstapjes (kindertheater e.d.), openbaar vervoer en vakanties, ontstaan gedurende de periode dat de kinderen bij hem/haar vertoeven.

De volgende kosten zullen naar rato van inkomen gelijkelijk door partijen gedeeld worden:

a. ziektekosten incl. medicijnen, alsmede ziektekostenverzekering

b. kosten voor schoolreisjes en overige excursies.

c. school- en onderwijskosten (incl. muziekonderwijs, bijlessen en schoolmelk).

d. kosten voor sportbeoefening. Partijen zullen de door hen gemaakte kosten met elkaar verrekenen aan het einde van elk kwartaal. Elk der partijen heeft recht op inzage in de boekhouding/financiële administratie van de andere partij.”

8. De vraag hoe in een convenant de verhouding tussen partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen daarvan. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkanders verklaringen en gedragingen en aan de bepalingen van het convenant mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

9. Ter zitting heeft de moeder bij monde van haar advocaat de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant nader toegelicht. Zij heeft gesteld dat zij en de vader destijds enerzijds een kinderalimentatie zijn overeengekomen en anderzijds een bijdrage voor de kinderen zijn overeengekomen die doorloopt na hun eenentwintigste jaar, zoals de studiekosten. Partijen zijn zich bewust geweest van de studiekosten die zij zouden moeten betalen, wat mede blijkt uit de studiepolis die voor beide kinderen is afgesloten, aldus de moeder. De vader heeft ter zitting slechts aangevoerd dat het opstellen van het echtscheidingsconvenant heeft plaatsgevonden in het weekend en dat het echtscheidingsconvenant van het internet is afgehaald. Partijen hebben het tijdens het opstellen van het echtscheidingsconvenant over studiekosten gehad, maar - zo stelt de vader - “op dat moment was er niets aan de hand, maar op een bepaald moment word je belazerd”.

10. Naar het oordeel van het hof heeft de vader de stelling van de moeder dat partijen ook de studie- en levensonderhoudskosten na het bereiken van de eenentwintigjarige leeftijd van de kinderen hebben laten vallen onder het bepaalde in het echtscheidingsconvenant, onvoldoende gemotiveerd bestreden. Derhalve mocht de moeder in redelijkerwijs van de vader verwachten dat hij vanaf het moment dat de kinderen de leeftijd van eenentwintig jaar bereiken, zou bijdragen in de kosten van de kinderen naar rato van het inkomen van de vader en de moeder.

Hoogte behoefte [verweerder 2]

11. De rechtbank heeft de behoefte van [verweerder 2] vastgesteld op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen van het NIBUD en wel op € 384,68 per maand. In hoger beroep heeft geen van partijen die vaststelling aan de orde gesteld. Slechts de behoeftigheid is door de vader ter discussie gesteld. Het hof zal derhalve de behoefte van [verweerder 2] tevens op dit bedrag vaststellen. Voormeld bedrag komt het hof, gelet op de kosten van [verweerder 2] in 2009 van (€ 4.393,54/12 =) € 366,- per maand, aannemelijk voor.

12. Naar het oordeel van het hof heeft de vader, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de moeder, onvoldoende aangevoerd om tot de conclusie te komen dat [verweerder 2] een stagevergoeding/salaris ontvangt, zodat het hof daar geen rekening mee zal houden.

Verdeling 1/3 - 2/3

13. De rechtbank heeft - in hoger beroep onbestreden - overwogen dat de vader en de moeder hebben afgesproken dat eenderde deel van de kosten voor rekening van de moeder komt en tweederde deel voor rekening van de vader. Daartegen is niet gegriefd, zodat het hof hiervan uitgaat. Derhalve bedraagt de door de vader aan [verweerder 2] te betalen bijdrage in ieder geval de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 227,75 per maand.

Matiging onderhoudsverplichting [verweerder 2]

14. Subsidiair heeft de vader zich op het standpunt gesteld dat van hem in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij een bijdrage voldoet in de kosten van levensonderhoud en studie, gezien het gedrag van [verweerder 2]. Hij voert daartoe het volgende aan. Zij is meerderjarig en heeft met veel vertoon en geholpen door vijf volwassenen het huis verlaten. [verweerder 2] heeft een aantal autorijlessen gevolgd die door de vader zijn voldaan en de vader heeft op geen enkele wijze contact met zijn dochter. Het enige contact tussen hen vindt plaats door middel van procedures.

15. De verweerders hebben het standpunt van de vader gemotiveerd bestreden.

16. Het hof is van oordeel dat geen grond bestaat tot matiging van de onderhoudsverplichting van de vader. De door de vader aangevoerde en de door de verweerders bestreden stellingen, zijn onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake is van een zodanig gedrag aan de zijde van [verweerder 2] dat het verstrekken van levensonderhoud naar redelijkheid niet van de vader kan worden gevergd.

Duur onderhoudsverplichting ten aanzien van [verweerder 2]

17. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking - in hoger beroep onbestreden - vastgesteld dat de verdeling van de bijzondere kosten een geldigheidsduur heeft van vijf jaar, gelet op artikel 5 van dit echtscheidingsconvenant. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat die verplichting van de vader in oktober 2011 is beëindigd. Gelet daarop, stelt het hof vast dat de verplichting van de vader om bij te dragen in de kosten van studie is beëindigd in oktober 2011. Door de verweerders is niet, althans onvoldoende gemotiveerd, dat de vader en de moeder na oktober 2011 anders zijn overeengekomen dan artikel 1:392, tweede lid, BW. Gesteld, noch gebleken is van behoeftigheid met ingang van oktober 2011 aan de zijde van [verweerder 2]. De verweerders hebben nagelaten gespecificeerd te onderbouwen dat [verweerder 2] niet in staat is met ingang van die datum in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Zij heeft een opleiding aan het ROC voltooid en dient in staat te worden geacht zonder hulp van haar ouders in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De omstandigheid dat [verweerder 2] ervoor heeft gekozen om nog een andere studie te volgen, doet hier niet aan af.

18. Gelet op het vorenstaande zal het hof de door de rechtbank vastgestelde bijdrage ten behoeve van [verweerder 2] bekrachtigen, met dien verstande dat de verplichting van de vader tot bijdrage eindigt op 1 oktober 2011.

Alimentatie van [verweerder 3]

Behoefte van [verweerder 3]

19. De vader meent dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat hij dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van [verweerder 3]. Hij voert daartoe het volgende aan. [verweerder 3] is jongmeerderjarig. Het is de vader niet bekend of hij nog naar school gaat en/of hij naast zijn studie eigen inkomsten verwerft. [verweerder 3] dient inzage te geven in zijn financiële situatie op basis waarvan kan worden bepaald wat zijn behoefte is.

20. Verweerders hebben de grief van de vader gemotiveerd bestreden.

21. Het hof overweegt als volgt. Artikel 1:395a BW verplicht ouders te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt. Het beoogt te voorzien in een continuering van de voordien jegens het kind bestaande onderhoudsplicht totdat dit de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. In artikel 1:392 lid 2 BW is bepaald dat voornoemde onderhoudsplicht bestaat ongeacht de behoeftigheid van de jongmeerderjarige. De door de rechtbank vastgestelde behoefte van [verweerder 3] van € 384,68 (afgerond: € 385,-) per maand is in hoger beroep niet gemotiveerd betwist, zodat daarvan uit kan worden gegaan.

22. Evenals de rechtbank zal het hof de kosten van [verweerder 3] verdelen over de ouders naar rato van ieders draagkracht.

Draagkracht van de moeder

23. Het hof zal ter bepaling van de draagkracht van de moeder uitgaan van de door de rechtbank vastgestelde financiële cijfers. Evenwel zal het hof daar de door haar tot 1 oktober 2011 aan [verweerder 2] te leveren bijdrage van (€ 385,- minus € 227,75) afgerond € 157,- op in mindering brengen. Het hof stelt de draagkracht van de moeder ten behoeve van [verweerder 3]:

- met ingang van 28 april 2010 tot 1 oktober 2011 vast op € 66,- per maand;

- met ingang van 1 oktober 2011 vast op € 183,- per maand.

Draagkracht van de vader

24. Het hof gaat bij de bepaling van de draagkracht van de vader uit van de door hem bij zijn beroepschrift als productie 14 overgelegde draagkrachtberekening.

25. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verweerders, staan ter discussie:

- de woonlasten van de vader,

- de door de vader opgevoerde schulden, en

- de verdeling van de draagkracht van de vader.

Woonlasten van de vader

26. De vader heeft de volledige woonlasten in zijn draagkrachtberekening opgevoerd omdat zijn huidige echtgenote niet in staat kan worden geacht enige inkomsten te verwerven. Ter onderbouwing daarvan is van de zijde van de vader een journaal overgelegd betreffende haar rugpijn en haar operatie. Het hof is van oordeel dat dit journaal onvoldoende de stelling van de vader ondersteunt. Er blijkt uit dit journaal slechts dat er een operatie is geweest in 2009. In 2010 is de huidige echtgenote van de vader in het geheel niet bij de huisarts geweest en met betrekking tot 2011 is meegedeeld dat ze snel rugpijn heeft. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerders, is het hof van oordeel dat de vader zijn stelling onvoldoende heeft onderbouwd, met name gelet op de in artikel 1:400, eerste lid, BW opgenomen voorrangsregeling. Het hof is dan ook van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de huidige echtgenote van de vader niet in staat is in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof zal derhalve bij de bepaling van de draagkracht van de vader slechts rekening houden met de helft van de door hem opgevoerde woonlasten

Schulden van de vader

27. In zijn draagkrachtberekening heeft de vader een bedrag van € 1.112,43 per maand aan aflossing schulden opgevoerd. Ter onderbouwing van die post heeft hij de volgende schulden genoemd:

- een schuld bij de HDV Bank, die de huidige echtgenote van de vader is aangegaan tijdens haar relatie met haar voormalige partner,

- schuld op de Visa Creditcardrekening en een schuld bij de ABN Amro, en

- een schuld bij de grootmoeder vaderszijde.

Naar het oordeel van het hof is het onredelijk om een schuld van de huidige echtgenote en haar voormalige partner ten laste te laten komen van [verweerder 3]. Voorts is het hof van oordeel dat de vader de overige schulden onvoldoende heeft aangetoond, nu de vader ter onderbouwing van die schulden slechts een overzicht van 21 maart 2012 van de ABN AMRO met een negatief saldo van de betaalrekening van de vader en een statusoverzicht van de ABN AMRO Visa Card heeft overgelegd.

Verdeling van de draagkracht van de vader

28. Het hof overweegt als volgt. Op grond van art. 1:397 lid 2 BW geldt dat indien meer personen op grond van bloed- en aanverwantschap tot het verstrekken van levensonderhoud zijn gehouden, de omvang van ieders verplichting afhangt van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van ieders draagkracht en de bijzondere verhouding waarin ieder staat tot degene die onderhoud behoeft.

29. Vaststaat dat vader op 24 december 2007 is gehuwd met zijn huidige echtgenote en dat hij vanaf die datum onderhoudsplichtig is voor de stiefkinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die deel uitmaken van zijn gezin. De rechtbank heeft bij beschikking van 25 augustus 2011 - kort samengevat - het volgende overwogen:

- de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bedraagt afgerond € 227,- per maand per kind;

- de huidige echtgenote van de vader (en de moeder van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]) is niet in staat om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2];

- de vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is niet in staat om in de periode van 17 september 2010 tot 28 februari 2011 bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2];

- met ingang van 28 februari 2011 is de vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in staat om voor [minderjarige 1] een kinderalimentatie van € 131,50 per maand te voldoen en voor [minderjarige 2] een bijdrage van € 185,- per maand.

30. Ter zitting heeft de vader verklaard dat de vader van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onvindbaar is en geen bijdrage meer levert voor hen. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verweerders, gaat het hof aan deze stelling van de vader voorbij. Het had op de weg van de vader gelegen om deze stelling te onderbouwen met verificatoire bescheiden.

31. Gelet op de omstandigheid dat het hof, anders dan de rechtbank in voormelde beschikking van 25 augustus 2011, van oordeel is dat de huidige echtgenote van de vader in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en niet bekend is wat haar draagkracht is ten behoeve van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], gaat het hof ervan uit dat de huidige echtgenote van de vader in ieder geval in staat is om ten minste voor de helft bij te dragen in hun behoefte. Derhalve is het hof van oordeel dat de vader slechts over de periode van 28 april 2010 tot 28 februari 2011 een bijdrage diende te leveren aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. In redelijkheid begroot het hof die bijdrage op € 110,- per maand per kind.

32. Tevens zal het hof over de periode van 28 april 2010 tot 1 oktober 2011 een bedrag van € 227,75 per maand ten behoeve van [verweerder 2] in mindering brengen op de draagkracht van de vader.

Conclusie

33. Met inachtneming van het vorenstaande heeft het hof de draagkracht van de vader vastgesteld en vervolgens het aandeel van de vader in de behoefte van [verweerder 3] berekend. Uit die berekening volgt dat het aandeel van de vader in de behoefte van [verweerder 3] in ieder geval het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 227,75 per maand bedraagt, zodat het hof de bestreden beschikking op dat punt zal bekrachtigen.

Bijkomende kosten

34. De vader voert aan dat het bedrag van € 5.265,48 ter zake van de volgens het echtscheidingsconvenant verschuldigde bijkomende kosten niet aan hem kan worden toegerekend. Partijen hebben zich bij het aangaan van het echtscheidingsconvenant niet juridisch bij laten staan. Destijds was sprake van co-ouderschap, maar die is beëindigd. De vader kan niet nazien of deze kosten voor de kinderen daadwerkelijk zijn gemaakt. Het betreft kosten uit de jaren 2008 en 2009, deze rechten zijn verwerkt, aldus de vader. Voorts betwist de vader de kosten-posten. De ziektekosten vallen onder de ziektekostenpolis van de moeder. De kosten van schoolreisjes en overige excursies vallen onder de alimentatie. Hetzelfde geldt voor de school en onderwijskosten, inclusief het muziekonderwijs, de bijlessen, de schoolmelk en de kosten voor sportbeoefening. Verder voert de vader aan dat de kosten al zijn betaald en slechts bedoeld zijn als extra voor de moeder.

35. Verweerders hebben gemotiveerd verweer gevoerd.

36. Het hof verenigt zich met de door de rechtbank in de bestreden beschikking gebezigde gronden en neemt deze over. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking. Onder rechtsoverweging 7 staat vermeld wat partijen zijn overeengekomen. Anders dan de vader stelt, zo heeft de rechtbank terecht overwogen, blijkt daaruit niet dat de vader en de moeder aan hetgeen zij in het echtscheidingsconvenant zijn overeengekomen de voorwaarde hebben gesteld dat sprake is van co-ouderschap. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat het recht van verweerders niet is verwerkt, aangezien er nog geen vijf jaren waren verstreken. Uit het echtscheidingsconvenant blijkt genoegzaam dat de kosten naast de bijdrage ten behoeve van de verzorging en opvoeding moeten worden betaald. Verweerders hebben gespecificeerd aangegeven welke kosten zij per jaar hebben gemaakt. De ziektekosten vielen niet onder de ziektekostenpolis van de moeder. Dat de kosten - zoals de vader stelt en naar het hof begrijpt - al zijn betaald door de moeder, maakt dit niet anders. Partijen zijn immers uitdrukkelijk een verdeling van die kosten overeengekomen. De door de rechtbank vastgestelde verdeling - zoals genoemd in rechtsoverweging 13 - is niet bestreden, zodat de bestreden beschikking op dit punt kan worden bekrachtigd.

Geldvordering van € 5.000,- ter zake van de Spaar Zeker Plan Polis

37. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven dat bij wijze van prorogatie het verzoek van verweerders ten aanzien van de vordering met betrekking tot de Spaar Zeker Plan Polis van [verweerder 3] in deze procedure kan worden behandeld en afgedaan. De stellingen van partijen met betrekking tot de connexiteit zal het hof derhalve niet bespreken.

38. Verweerders stellen dat partijen de Spaar Zeker Plan Polis zijn aangegaan ten behoeve van de studiekosten van [verweerder 3]. De vader heeft dit geld aan zichzelf laten uitkeren. Het is de moeder die de premie altijd heeft betaald. Verweerders verzoeken te bepalen dat de vader een bedrag van € 5.000,- dient te betalen ter zake van de Spaar Zeker Plan Polis, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 1 juli 2009.

39. De vader heeft zich verweerd, stellende dat het geld dat door de vader is opgenomen van de Spaar Zeker Plan Polis wel degelijk ten behoeve van [verweerder 3] is aangewend.

40. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting heeft de vader erkend dat de Spaar Zeker Plan Polis bestond en dat die ten behoeve van de studie van [verweerder 3] is afgesloten. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij de bedragen van voormelde polis heeft aangewend om zijn advocaatkosten te voldoen. In het licht van die verklaringen is het hof van oordeel dat het redelijk is dat de vader het door partijen gespaarde bedrag ten behoeve van de studie van [verweerder 3] zal betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 1 juli 2009. De vraag wie van de ouders de kosten van de Spaar Zeker Plan Polis heeft voldaan kan in het midden blijven, nu de polis is afgesloten ten behoeve van [verweerder 3].

Proceskosten

41. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

42. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft alimentatie ten behoeve van [verweerder 2] en de Spaar Zeker Plan Polis en, in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt in zoverre met wijziging van de beschikking van 7 februari 2007 van de rechtbank Rotterdam de door de vader aan [verweerder 2] te betalen bijdrage met ingang van 28 april 2010 tot 1 oktober 2011 op € 227,75 per maand;

bepaalt dat de vader een bedrag van € 5.000,- dient te betalen ter zake van de Spaar Zeker Plan Polis, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 1 juli 2009;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;

compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, van Nievelt en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature