U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Kinder- en partneralimentatie . Behoeftigheid van de vrouw: stelplicht en onderbouwing.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 19 januari 2011

Zaaknummer : 200.051.790/01 en 200.051.793/01

Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-9363

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. C.P.J.M. van Ruijven te Naaldwijk,

tegen

[verweerster],

wonende te [woonplaats],

verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. P. Hoogenraad te Maassluis.

en tegen:[kind van partijen],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats],

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: [X],

advocaat mr. P. Hoogenraad te Maassluis.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 11 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 september 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage.

De vrouw heeft op 28 januari 2010 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.

De man heeft op 13 april 2010 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.

[X] heeft op 10 augustus 2010 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 18 november 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Op 3 december 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. [X] is hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, met ingang van [datum] 2010 te noemen de kosten van levensonderhoud en studie, ten behoeve van voornoemde (thans) jongmeerderjarige, een bedrag zal betalen van € 420,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Voorts is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 1.200,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheiding op 12 januari 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. De man heeft zijn eerste grief, gericht tegen het uitspreken van de echtscheiding, ingetrokken. Ten gevolge van de berusting van de man in de echtscheiding is deze ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De grief van de man ten aanzien van de echtscheiding behoeft derhalve geen bespreking meer.

2. Thans is nog in geschil de door de man aan [X] te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, met ingang van [datum] 2010 te noemen de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie (hierna ook te noemen: de bijdrage) en de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot haar levensonderhoud (hierna ook te noemen: de partneralimentatie ).

3. De man verzoekt de bestreden uitspraak met betrekking tot de bijdrage en de partneralimentatie te vernietigen en in plaats daarvan, uitvoerbaar bij voorraad:

- de bijdrage voor [X] vast te stellen op nihil, dan wel, in het geval hij weer studeert, op € 295,- per maand, met ingang van de eerste dag van de maand, nadat de huwelijkse voorwaarden zullen zijn afgewikkeld en de schuld Inkomstenbelasting 2007 volledig is afgelost;

- de partneralimentatie vast te stellen op nihil, dan wel op een bedrag lager dan € 1.200,- per maand, met ingang van het moment dat de schuld aan de belastingdienst Inkomstenbelasting 2007 van de man zal zijn afgelost en de huwelijkse voorwaarden volledig zullen zijn afgewikkeld en de man niet meer aansprakelijk is voor de schulden die voor rekening van de vrouw komen.

De uitspraak in de nevenvoorziening met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te bekrachtigen.

4. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking inzake de bijdrage en de partneralimentatie te vernietigen. In incidenteel appel verzoekt zij te bepalen dat de man aan haar aan partneralimentatie zal betalen - voor zover rechtens is toegestaan, uitvoerbaar bij voorraad - een bedrag groot € 2.396,70 bruto per maand bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig hoger bedrag te bepalen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.

5. De man verzet zich daartegen en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, voor zover daarin de echtscheiding is uitgesproken en de incidentele beroepen van de vrouw af te wijzen.

6. [X] verzoekt de bestreden beschikking te bevestigen en het hoger beroep van de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit te ontzeggen.

Principaal appel

Bijdrage [X]

Behoefte/behoeftigheid

7. De man stelt in zijn tweede grief dat de behoefte van [X] door de rechtbank op een te hoog bedrag is vastgesteld omdat van een te hoog netto gezinsinkomen is uitgegaan. Volgens de man bedraagt het resultaat uit gewone bedrijfsvoering over de jaren 2005 tot en met 2008 gemiddeld € 50.425,- maar dient dit bedrag niet te worden verhoogd, zoals de rechtbank heeft gedaan, met een winst van € 13.359,-, zijnde een incidentele winst van 2004. De man stelt het netto gezinsinkomen op € 2.761,02 uitkomt. Daarbij hoort een behoefte van € 295,- per kind per maand, aldus de man. Dit bedrag wil hij betalen aan [X] zodra [X] zijn studie oppakt, de man zijn belastingschuld heeft afgelost en de huwelijkse voorwaarden zijn afgewikkeld. Verder betwist de man dat [X] een aanvullende behoefte heeft. Volgens de man is de studiefinanciering die [X] ontvangt hoger dan zijn behoefte. Daarnaast kan de man zich niet verenigen met de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van de bijdrage.

8. [X] stelt dat de rechtbank zijn behoefte op juiste wijze heeft berekend en dat de rechtbank terecht is uitgegaan van een netto gezinsinkomen van € 60.455,- bij de berekening van zijn behoefte.

9. Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is onweersproken vast komen te staan dat [X] vanaf 1 oktober 2009 tot en met juni 2010 heeft gewerkt en een inkomen had van € 1.100,- bruto per maand, exclusief vakantiegeld. In die periode kon [X] derhalve in zijn eigen levensonderhoud voorzien en had hij geen behoefte aan een bijdrage van de man.

De man heeft gesteld dat [X] op zijn vroegst vanaf 1 september 2010 behoefte heeft aan een bijdrage van zijn zijde. Nu [X] met ingang van 1 juli 2010 geen inkomen meer heeft en derhalve niet meer zelf in zijn behoefte kan voorzien, zal het hof – mede gezien de onderhoudsplicht van de man ten opzichte van [X] met ingang van 1 juli 2010 de hoogte van de behoefte van [X] vaststellen.

Het hof acht het gezien het feit dat [X] vanaf september 2010 een vervolgopleiding aan de [naam opleiding] volgt redelijk om voor de vaststelling van zijn behoefte met ingang van 1 juli 2010 aan te sluiten bij de in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 vermelde maandbedragen voor het levensonderhoud van een aan het hoger onderwijs studerend thuiswonend kind. Het hof stelt de behoefte van [X] derhalve vast op € 604,15 per maand.

De man heeft gesteld dat [X] een studiefinanciering van € 316,61 per maand ontvangt en derhalve geen aanvullende behoefte heeft. Ervan uitgaande dat [X] inderdaad studiefinanciering ontvangt, bedraagt de aanvullende behoefte van [X] naar het oordeel van het hof vooralsnog tenminste afgerond € 290,- per maand. Het hof zal hier dan ook van uitgaan.

Draagkracht

10. De man stelt dat bij de berekening van zijn draagkracht uitgegaan moet worden van een inkomen van afgerond € 31.522,- op basis van de door hem opgestelde jaarprognose 2010. Verder betoogt de man – onder meer – dat rekening dient te worden gehouden met de schuld van ruim € 50.000,- bij de belastingdienst voor de inkomstenbelasting 2007, welke schuld hij aflost met € 1.500,- per maand.

Ter terechtzitting bij het hof heeft de man voor wat betreft de bijdrage voor [X] de gronden van zijn beroepschrift aangevuld en een beroep op een wijziging van omstandigheden gedaan, welke wijziging zijn draagkracht beperkt. De man heeft met zijn nieuwe partner een dochter gekregen waardoor volgens de man zijn draagkracht moet worden verdeeld tussen [X] en deze dochter.

De vrouw heeft gesteld dat er sprake is van een afspraak tussen partijen, gemaakt ter zitting bij de rechtbank, dat in de toekomst van een winst van € 50.000,- zou worden uitgegaan voor het bepalen van de draagkracht van de man. Zij heeft de door de man gestelde wijziging van omstandigheden niet weersproken.

11. Het hof overweegt als volgt.

12. Het hof acht het, gezien de branche (interieurbouw) waarin de man werkzaam is, aannemelijk dat de gevolgen van de huidige economische situatie de man parten hebben gespeeld, waardoor hij de winst van € 50.000,- waarvan partijen in eerste aanleg zijn uitgegaan, niet heeft gehaald of nog zal gaan halen. Gelet op het voorgaande acht het hof het redelijk om bij de berekening van de draagkracht van de man uit te gaan van de door hem opgestelde jaarprognose 2010, zijnde € 31.522,-, welke prognose door de vrouw ook niet is weersproken.

Het hof overweegt voorts dat bij de berekening van de draagkracht van de man als uitgangspunt dient te gelden dat op zijn draagkracht in beginsel al zijn schulden van invloed zijn. Of al dan niet wordt afgelost op een schuld is niet doorslaggevend. Ook is niet doorslaggevend of het een huwelijkse schuld betreft of niet. Het hof zal mede gelet op hetgeen omtrent de aflossing van de schulden uit de stukken blijkt en ter terechtzitting is verklaard, rekening houden met een bedrag van € 1.500,- per maand aan aflossing van de belastingschuld van ruim € 50.000,-. Rekening houdend met voornoemde aflossing van de belastingschuld, alsmede met de door de man in zijn draagkrachtberekening opgevoerde woonlasten, die het hof redelijk voorkomen, heeft de man thans geen draagkracht om een bijdrage te betalen voor [X].

13. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen voor zover deze de vastgestelde bijdrage voor [X] betreft.

Principaal en incidenteel appel

Partneralimentatie

Behoefte vrouw

14. De man betwist de behoefte van de vrouw en stelt dat zij niet heeft aangetoond wat haar behoefte is.

15. Het hof overweegt als volgt.

16. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de man van de behoefte van de vrouw, had het naar het oordeel van het hof op de weg van de vrouw gelegen om de door haar gestelde behoefte te onderbouwen met stukken. Zij heeft weliswaar in eerste aanleg een behoeftelijst overgelegd, maar heeft hier in de procedure bij het hof geen beroep op gedaan. Zij heeft ter zitting bij het hof, op het moment dat er gevraagd werd naar haar behoefte, enkel gesteld dat zij veel uitgaven heeft. Nu zij haar stelling omtrent de hoogte van haar behoefte niet heeft onderbouwd met verificatoire bescheiden en geen enkele onderbouwing heeft gegeven van haar uitgaven in het verleden en in het heden, acht het hof zich onvoldoende geïnformeerd over de hoogte van de behoefte van de vrouw. Het hof gaat er echter, nu een ieder geacht wordt de beschikking te moeten hebben over een bedrag om in de minimale bestaansbehoeften te voorzien, van uit dat de vrouw wel enige behoefte heeft.

Behoeftigheid vrouw

17. Het hof overweegt als volgt. De man heeft in zijn beroepschrift de behoeftigheid van de vrouw betwist en heeft betoogd dat de vrouw op geen enkele wijze heeft aangetoond dat zij niet kan werken in verband met psychische problemen en de (extra) zorg voor (een van) de kinderen van partijen. De vrouw is op deze stellingen van de man niet ingegaan. Daarnaast is de vrouw, ondanks dat de man zijn stelling dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien ter zitting bij het hof nogmaals uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht, hierop ook ter zitting niet ingegaan. Gelet op het voorgaande, en nu de vrouw haar stelling dat zij niet kan werken in verband met psychische problemen en de (extra) zorg voor (een van) de kinderen van partijen niet met bescheiden heeft onderbouwd, is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de vrouw niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen voor zover daarin een partneralimentatie voor de vrouw is vastgesteld.

18. Uit het voorgaande volgt dat de draagkracht van de man en het incidentele beroep van de vrouw geen verdere bespreking meer behoeven.

19. Het verzoek van de man, de uitspraak in de nevenvoorziening met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te bekrachtigen, zal worden afgewezen, omdat de man daarbij geen belang heeft. Immers, deze afwikkeling is tussen partijen niet in geschil.

20. Het hof zal als volgt beslissen.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:

wijst het inleidende verzoek van de vrouw af, voor zover het:

- de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, met ingang van [datum] 2010 te noemen de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, van [X], geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats], betreft en

- de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw betreft;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Mink en Ydema, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature