U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

IPR.

- Echtscheiding .

- Ouderlijke verantwoordelijkheid.

- Kinderalimentatie .

- Huwelijksvermogensregime

Uitspraak



GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE

Sector Civiel recht

Uitspraak : 24 oktober 2012

Zaaknummers : 200.107.162/01 en 200.107.163/01

Rekestnummer rechtbank : F1 RK 11-2764

[verzoeker],

wonende te [woonplaats], [land],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. P.J. de Bruin te Rotterdam,

tegen

[verweerder],

wonende op een geheim adres,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. V.S. Waterval te Spijkenisse.

In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,

hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 21 mei 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 februari 2012 van de rechtbank Rotterdam.

De vrouw heeft op 11 juli 2012 een verweerschrift ingediend.

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

van de zijde van de man:

- op 28 augustus 2012 een faxbericht van 27 augustus 2012, op 29 augustus 2012 ingekomen als brief met bijlagen;

- op 28 augustus 2012 een faxbericht met bijlagen;

- op 6 september 2012 een faxbericht met bijlagen;

van de zijde van de vrouw:

- op 30 augustus 2012 een faxbericht met bijlage;

- op 5 september 2012 een faxbericht met bijlage;

- op 6 september 2012 een faxbericht met bijlage.

De raad heeft bij brief van 19 juni 2012 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

De zaak is op 7 september 2012 mondeling behandeld.

Ter zitting waren aanwezig:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

Tevens is aan de zijde van de man verschenen de heer [naam] en aan de zijde van de vrouw mevrouw [naam].

Ter zitting is, met toestemming van de zijde van de man, van de zijde van de vrouw een faxbericht van [school] te [plaats] van 6 september 2012 overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is, uitvoerbaar bij voorraad:

- de vrouw alleen met het ouderlijk gezag belast over de minderjarige [minderjarige], geboren op [datum] 2006 te [geboorteplaats], [land] (verder: de minderjarige);

- bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 20 februari 2012 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 300,- per maand;

- verstaan dat genoemde bijdrage jaarlijks, met ingang van 1 januari 2013, wordt gewijzigd ingevolge de wettelijk vastgestelde indexering;

- in de beschikking het eenzijdig door de vrouw opgestelde ouderschapsplan opgenomen;

- bepaald dat partijen overgaan tot verdeling van de gemeenschap conform punt 14 van het inleidend verzoekschrift, met dien verstande dat schulden niet aan de man worden toegedeeld, maar dat de man verplicht is de schulden voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen;

- tot onzijdige persoon om de man, indien hij mocht weigeren voor de notaris te verschijnen, of, verschenen zijnde, mocht weigeren aan de verdeling mede te werken, te vertegenwoordigen en hetgeen hij mocht ontvangen te beheren, benoemd mr. R.F. Nelisse te Rotterdam;

- de man veroordeeld ten titel van overbedeling, binnen een maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw te betalen een bedrag van € 8.500,-, op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam];

- bepaald dat de man verplicht is alle huwelijkse schulden voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep is gebleken dat de echtscheiding op 9 mei 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de (het hof leest) inleidende verzoeken van de vrouw alsnog af te wijzen.

2. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de verzoeken van de man af te wijzen.

Echtscheiding

Bevoegdheid

3. Uit het door de man overgelegde uittreksel uit het bevolkingsregister van de gemeente Antwerpen blijkt dat de man de Pakistaanse nationaliteit heeft. Uit het door de vrouw overgelegde uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Spijkenisse blijkt dat de vrouw de Nederlandse en Pakistaanse nationaliteit heeft en dat zij sinds 30 juni 2010 in Nederland gevestigd is. Op grond van artikel 3 lid 1 sub a onder 6 Brussel II-bis komt de Nederlandse rechter derhalve met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.

Toepasselijk recht

4. Op grond van artikel 1 lid 1 onder c Wet Conflictenrecht Echtscheiding past het hof Nederlands recht toe op het verzoek tot echtscheiding. Partijen hebben weliswaar volgens de overgelegde bewijsstukken een gemeenschappelijke nationaliteit, te weten de Pakistaanse, maar aan de zijde van de vrouw ontbreekt een werkelijke maatschappelijke band met dit land van de gemeenschappelijke nationaliteit. Zo is de vrouw geboren en getogen in Nederland en blijkt uit haar verklaringen dat zij de overtuiging heeft de Pakistaanse nationaliteit niet te hebben en ook in het verleden niet te hebben gehad.

5. Nu de man de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet heeft weersproken, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding bekrachtigen.

Ouderlijke verantwoordelijkheid

Bevoegdheid en toepasselijk recht

6. Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 lid 1 Brussel II-bis bevoegd te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarige en het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, dan wel omgangsregeling. Op grond van artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 zal het hof Nederlands recht toepassen.

Gezag

7. De man betwist dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem komt te zitten tussen de ouders. Er is geen enkele reden om af te wijken van de wettelijke regeling over het gezag. De man is betrokken bij de minderjarige, heeft een bezoekregeling met haar en kan haar tussendoor zien als hij in Nederland is. Er is geen sprake (geweest) van een gewelddadige relatie en partijen kunnen gewoon met elkaar communiceren. De man gaat voorts niet akkoord met de inhoud van het door de vrouw opgestelde ouderschapsplan. De man wenst een bezoekregeling met de minderjarige van een weekeinde per twee weken en de helft van de schoolvakanties.

8. De vrouw stelt dat zij op een geheim adres woont dat zij toegewezen heeft gekregen door de vrouwenopvang. De minderjarige wordt door de man opgehaald bij de moeder van de vrouw. Partijen kunnen niet goed met elkaar communiceren. Daarnaast heeft de man zich nog nooit bezig gehouden met de opvoeding en zorg voor de minderjarige. Zo weet hij niet eens naar welke school zij gaat. Het eenhoofdig gezag is in het belang van de minderjarige aangezien zij de laatste tijd erg met zichzelf in de knoei zit. Er is dan ook door school een psychologisch onderzoek aangevraagd. Het gedrag verandert steeds als de minderjarige bij de man is geweest. De man belooft de minderjarige dat zij bij hem komt wonen en brengt de minderjarige daarmee in de war. De vrouw heeft dan ook besloten in afwachting op het psychologisch onderzoek van de minderjarige de omgang voorlopig te staken.

9. Het hof overweegt als volgt. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, ten minste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, zal er geen onaanvaardbaar risico zijn dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Andere redenen kunnen evenwel een wijziging van het gezag noodzakelijk maken. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw haar stelling dat er afgeweken dient te worden van de hoofdregel van het gezamenlijk gezag na echtscheiding onvoldoende onderbouwd. Zo is ter zitting de verklaring van de man dat er regelmatig contact is tussen partijen en dat hij eens in de twee weken omgang heeft met de minderjarige, door de vrouw niet weersproken. Het feit dat de communicatie met de vrouw telefonisch verloopt en dat de man de minderjarige bij grootmoeder moederszijde ophaalt, doet hier niet aan af. Niet gebleken is dat de man beslissingen van de vrouw ten aanzien van de minderjarige dwarsboomt. Integendeel, volgens de vrouw bekommert de man zich niet om de minderjarige en houdt de man zich geheel afzijdig van bijvoorbeeld de school van de minderjarige.

10. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat er thans geen gronden aanwezig zijn om het eenhoofdig gezag aan de vrouw toe te kennen, zodat het hof de bestreden beschikking te dien aanzien zal vernietigen.

Verdeling zorg- en opvoedingstaken

11. Als onweersproken staat tussen partijen vast dat de man thans eens in de veertien dagen contact met de minderjarige heeft. Het hof zal deze verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover daarbij het eenzijdig door de vrouw opgestelde ouderschapsplan is opgenomen, nu partijen hier in overwegende mate van af wensen te wijken. Nu uit de stukken blijkt dat partijen in 2011 zijn overeengekomen dat de man eenmaal per veertien dagen op zondag van 9.00 uur tot 18.00 uur contact zal hebben met de minderjarige, zal het hof deze zorgregeling vaststellen. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke zorgregeling in strijd is met de belangen van de minderjarige.

Kinderalimentatie

Rechtsmacht en toepasselijk recht

12. Nu de minderjarige in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en sub b van de Alimentatieverordening (EG) nr. 4/2009 rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van deze minderjarige (kinderalimentatie). Op grond van artikel 15 van de Alimentatieverordening (EG) nr. 4/2009 in samenhang met artikel 3 van het Haags Protocol van 2007 zal het hof Nederlands recht toepassen.

13. Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de door de man te betalen kinderalimentatie. De man zal € 200,- per maand aan de vrouw voldoen. Het hof zal conform deze overeenstemming beslissen. Nu partijen de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van de onderhoudsverplichting niet hebben bestreden, zal het hof deze overnemen.

Huwelijksvermogensregime

Rechtsmacht en toepasselijk recht

14. Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij op grond van artikel 4 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot verdeling van de gemeenschap.

15. Met betrekking tot het toepasselijke recht overweegt het hof als volgt. Niet gebleken is dat partijen voor het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij, ten tijde van de huwelijkssluiting in Zweden, beiden woonachtig waren in Nederland, de man bij zijn broer en de vrouw bij haar ouders. Zij zijn korte tijd nadien naar [land] verhuisd en daar voor het eerst gaan samenwonen. Naar het oordeel van het hof wordt op grond van artikel 4 lid 1 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 het huwelijksvermogensregime beheerst door het Belgische recht, nu partijen kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in [land] en zich geen van de in artikel 4 lid 2 van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet.

Inhoudelijke beoordeling

16. De advocaten van partijen hebben ter zitting de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime van partijen naar Belgisch recht. Naar Belgisch recht kan er sprake zijn van drie vermogens, te weten van de vrouw, van de man en een gemeenschappelijk vermogen. Nu een deugdelijke vermogensbeschrijving ontbreekt en partijen ter zake ook ter zitting geen duidelijkheid hebben kunnen verschaffen, acht het hof zich onvoldoende voorgelicht om over te gaan tot verdeling en zal het verzoek daartoe dan ook afwijzen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarbij de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken;

vernietigt de bestreden beschikking voor het overige en, in zoverre opnieuw beschikkende:

bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 20 februari 2012 op € 200,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;

stelt in het kader van toedeling van zorg- en opvoedingstaken de volgende regeling vast:

de minderjarige zal eens in de twee weken op zondag van 9.00 uur tot 18.00 uur bij de man zijn;

wijst het verzoek tot verdeling van de huwelijksgemeenschap af;

verklaart deze beschikking ten aanzien van de vastgestelde onderhoudsbijdrage en toedeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Labohm en Breederveld, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature